- Mooiere flits belichting
- Introductie opzetflitsers
- Introductie Strobist fotografie
- Controle over je licht met modifiers
We hebben ze allemaal wel eens gezien, portretfoto’s waarbij het model grote rode pupillen of een gezicht zonder definitie met donkere schaduwen langs de randen heeft. Naast dat het model een tijdje letterlijk sterretjes ziet is een flits vol open recht in het gezicht van je model niet echt een vleiende manier om hem/haar vast te leggen. Met een paar simpele aanpassingen en een beetje theoretische kennis krijg je een veel natuurlijker en prettiger resultaat. Dit is het tweede deel in de serie over opzetflitsers.
Gelukkig is het meestal niet zo erg als hierboven beschreven, de meeste opzetflitsers en camera’s zijn goed op elkaar afgestemd waardoor de flits niet vaak op volle kracht zal vuren. Zowel Canon als Nikon hebben een eigen belichtingsprogramma dat je helpt bij het correct belichten met de flitser. Bij Canon heet het systeem E-TTL, bij Nikon iTTL.
TTL staat voor ‘through the lens’, de camera geeft de meting door aan de flitser die vervolgens de correcte belichtingssterkte toepast. Een soort automaatstand voor de flitser dus.
Toch betekent dat niet dat je de flitser maar gewoon recht vooruit kunt richten en de camera alle problemen oplost. De flitser zelf geeft licht over een relatief klein oppervlak, veel kleiner dan het onderwerp. Hierdoor wordt de kwaliteit van het licht als hard ervaren. Doordat het licht recht van voren komt zullen de vormen van het gezicht niet duidelijk naar voren komen, het ontbreekt aan subtiele schaduw in het gezicht die vorm en textuur accentueert.
Harde schaduwen, weinig vleiend.
We moeten dus een manier vinden om het licht zachter te maken. Dit doen we door het oppervlak waarover het licht wordt verspreid groter te maken. De vormen in het gezicht worden duidelijker door het licht in een hoek binnen te laten komen.
Zachter licht door reflectie
Het mooie van opzetflitsers is dat je de flitskop kunt draaien naar links of rechts, naar boven, naar voren en naar achteren. Hierdoor kun je het licht richting geven, waardoor het in een hoek bij je model aankomt. Om dit te bereiken kun je gebruik maken van de omgeving. Bijvoorbeeld door de flitskop naar het plafond, een zijmuur, een reflector of zelfs een wit t-shirt te richten.
Zo lang het licht maar via een omweg je model bereikt en over een relatief groot oppervlak wordt verspreid. Hierdoor wordt het licht zachter en doordat het in een hoek bij je model aankomt wordt de vorm van het gezicht mooier geaccentueerd met lichte en donkere delen. Een veel aangenamer beeld dus.
Als je via het plafond flitst (plaats de flitser in een hoek van 45 graden zodat het licht bij je model komt) krijg je een redelijke egale belichting van het onderwerp en de kamer. Sta je dicht bij je onderwerp dan zou het kunnen dat er schaduwen zichtbaar worden onder de ogen, het lijkt of je onderwerp wallen heeft. Om dit te voorkomen kun je gebruikmaken van een bounce card.
Het flitslicht komt via het plafond in een hoek van 45 graden, opletten bij de ogen.
Richt je de flits op de muur achter je, dan zal het meer van voren bij je model aankomen, effectief bij tegenlicht situaties.
De flitser is naar achteren gericht, het licht wordt gereflecteerd op een kast, heeft wat gevolgen voor de witbalans. Als je in RAW fotografeert is dit eenvoudig te corrigeren.
Door de flitser op een zijmuur te richten geef je richting mee aan het licht waardoor de vorm van het gezicht met zachte schaduwen wordt geaccentueerd.
Licht via een zijmuur, een paar meter van de camera en flitser.
De afstand tot het oppervlak waarop je reflecteert bepaalt hoeveel flitskracht er nodig is. De afstand van het model ten opzichte van de lichtbron heeft gevolgen voor hoe zacht het licht wordt. Hoe verder weg van het reflectie oppervlak hoe zachter het licht zal worden. Maak het niet te zacht, schaduwen zijn erg bruikbaar voor het laten zien van vormen en texturen.
Voor het reflecteren is een wit reflectie oppervlak ideaal, hierdoor krijg je een neutrale kleur in de reflectie. Wordt het licht door een rode muur of een groen tafelkleed gereflecteerd, dan zul je dit terug zien in je onderwerp en dit is meestal niet wat je wilt.
Van dit principe kun je goed gebruik maken bij bijvoorbeeld een reflectiescherm, deze worden soms ook met een goudkleur uitgerust waardoor een warme gloed over het onderwerp valt en het lijkt of de omstandigheden veel warmer waren dan ze echt waren.
Een andere manier om het licht zachter te maken is met behulp van een diffuser, een neutraal gekleurd stukje plastic. Het licht wordt ook dan meer gespreid over de kamer waardoor er een aangenamere belichting ontstaat. Er zijn verschillende leveranciers die ook hele ingewikkelde (dure) constructies hebben bedacht om het licht op een nog andere manier vorm te geven, waardoor weer andere effecten ontstaan. Bijvoorbeeld de Lightsphere van Gary Fong of de BeautyDish. Maar een simpel saladebakje om je flits binden kan soms ook al een mooi effect geven.
Het licht laten reflecteren is een goede manier om te beginnen met het creatief gebruiken van je flitser. Maar denk niet dat zacht licht altijd beter is. Het ligt aan de situatie en je visie. Soms is hard direct licht beter voor het accentueren van (delen van) je onderwerp of om het beeld een bepaalde ‘edgy’ sfeer mee te geven. En dan hebben we het nog niet over flitsers los van de camera, een hele nieuwe wereld.
Histogram
Hoe weet je nu of je de juiste belichting hebt en niet hebt overbelicht? Hiervoor kun je gebruikmaken van het histogram op je camera. Hiermee kun je direct zien of er niet delen van de foto buiten het dynamische bereik van de camera vallen. Aan de linkerkant zijn de donkere tonen, aan de rechterkant de lichte tonen. De grafiek geeft aan in welk deel van het bereik de meeste tonen te vinden zijn. Is de grafiek erg hoog helemaal aan de rechterkant, dan verdwijnt er mogelijk detail in de lichte gebieden en moet je je belichting aanpassen. Hetzelfde geldt aan de linkerkant voor de schaduwtonen.
Een ander handig hulpmiddel zijn de ‘blinkies’ op de camera. Deze knipperende aanduidingen laten zien welk deel van de foto mogelijk is overbelicht. Zie je dit in iemand’s gezicht, dan is het een goed idee om de sterkte van de flits aan te passen, lichte delen in het gezicht leiden af van het totaalbeeld en je verliest schaduw en detail in die delen.
Ev-compensatie
De camera-flits combinatie met TTL werkt over het algemeen behoorlijk goed, maar net zoals bij de camera zonder flits zul je de automatische stand ook wel eens willen ‘overrulen’. Net zoals de camera heeft ook de flitser een compensatie mogelijkheid van -2 stops tot +2 stops.
Soms wil je de flits alleen maar gebruiken om wat schaduwen lichter te maken – in te vullen -, dan moet de kracht van de flits minder worden en stel je bijvoorbeeld een onderbelichting in van 1 stop (-1 ev). Bij het fotograferen van grote witte objecten, zoals een bruidsjurk, is het soms juist nodig om te overbelichten, omdat het wit anders meer grijs (de 18% grijs waar de camera naar op zoek gaat) wordt. Door te spelen met de flitscompensatie kun je dus het effect van de flits beïnvloeden. Kijk in de handleiding van je flitser hoe je dit voor jouw flitser kunt doen.
Voorgrond-achtergrond
Als je met een flitser gaat werken ga je werken met twee (bijna) gescheiden belichtingen. Je voorgrond wordt belicht door de flitser, de achtergrond belichting wordt tot op zekere hoogte volledig bepaald door de sluitertijd van de camera (voor het gekozen diafragma en ISO). De sluitertijd heeft dus geen invloed op de sterkte van de flits, de belichting van je onderwerp, alleen op de hoeveelheid omgevingslicht die op de sensor valt. Met TTL zorgt de camera er voor dat het onderwerp zo goed mogelijk gelijkmatig belicht blijft.
Bij flitslicht kun je met de sluitertijd dus bepalen hoe je achtergrond er uit gaat zien. Deze stel je af op het omgevingslicht, waardoor het beeld er minder als een flitsfoto uitziet en je de sfeer van de omgeving kunt meepakken. Een goed uitgevoerde foto met de juiste balans tussen flits en omgevingslicht ziet er zo veel beter uit. Het manipuleren van het achtergrond licht wordt in Engelstalige artikelen vaak ‘dragging the shutter’ genoemd, een goede Nederlandse term ervoor ben ik nog niet tegengekomen, maar het komt er op neer dat je de sluitertijd verlengt om meer sfeer in de foto te introduceren.
Alleen de sluitertijd wijzigt, van 1/160s naar 1/60s naar 1/25s, de belichting van het onderwerp blijft nagenoeg gelijk.
Dit werkt het beste in een tegenlicht situatie. Omdat je alleen de sluitertijd creatief gaat gebruiken en ISO en diafragma met rust wilt laten kun je het beste de belichting instellen in de handmatige stand van de camera. Dan heb je volledige controle over sluitertijd, diafragma en ISO. Als je gebruikt maakt van diafragmavoorkeur of de P stand, dan verlies je deze controle over de sluitertijd. Met de compensatie op de camera (dus niet de flits compensatie) kun je wel de sluitertijd naar een waarde brengen die je zelf wilt, maar die waarde kan dus bij elke verandering van je framing veranderen.
Wil je een (bijna) zwarte achtergrond, dan moet de sluitertijd heel snel zijn, wil je de kamerverlichting meenemen dan moet de sluitertijd langer worden. Misschien wil je de achtergrond niet perfect belicht hebben, maar wil je een groter contrast tussen voorgrond en achtergrond, dan kun je met de sluitertijd de achtergrond 1 of 2 stops onderbelichten. Of je bent juist op zoek naar een ‘high-key’ effect met een volledig witte achtergrond, dan kan overbelichten helpen. Maar dit effect zul je niet bereiken in een donkere kamer, dan wordt de sluitertijd veel te lang, je hebt dan meer kunstlicht nodig.
Zorg er in ieder geval voor dat er 1,5-2 stops verschil zit in voorgrond-achtergrond zodat je model duidelijk uit de achtergrond komt.
Voor de belichting van het onderwerp heeft de sluitertijd dus geen effect, er valt evenveel licht op het onderwerp als je alleen de sluitertijd wijzigt. De contrastverhouding achtergrond-voorgrond verandert natuurlijk wel. Let op, er kan wat flitslicht van je flitser naar de achtergrond ‘lekken’ als je model dicht bij de achtergrond staat. Maak je de afstand iets groter dan bepaalt de sluitertijd volledig die belichting.
Compromis
Is het omgevingslicht beperkt, bijvoorbeeld tijdens een zonsondergang, en je wilt de omgeving op een bepaalde manier belichten (zeg 1 stop minder dan het onderwerp) dan kan de sluitertijd zo lang worden dat het model niet lang genoeg stil kan staan om een onbewogen resultaat te geven. Aangezien de sluitertijd dan zowel het achtergrond licht als de scherpte van de foto bepaalt, moet je met je ISO of diafragma keuze gaan compenseren voor de aanpassing in sluitertijd om dezelfde belichting te houden.
Van 1/15s naar 1/30s is 1 stop aanpassing, dit betekent dat je ISO van 100 naar 200 moet OF je diafragma van f/8 naar f/6.5 om dezelfde achtergrond belichting te bereiken en toch een snellere sluitertijd te bereiken om beweging te voorkomen. Vanzelfsprekend heeft een diafragma aanpassing gevolgen voor je scherptediepte, ISO heeft gevolgen voor de hoeveelheid ruis. En vergeet niet de hoeveelheid licht die je flitser geeft aan te passen als je niet gebruik maakt van de TTL functionaliteit van de camera-flits combinatie.
Zoals met veel zaken in fotografie is alles met alles verbonden en het effect dat je krijgt is een compromis. Maar hierdoor is het dus perfect mogelijk om creatieve keuzes te maken en echt invloed uit te oefenen op het eindresultaat. Het realiseren van je visie geeft zoveel meer voldoening dan simpelweg op de sluiterknop drukken in de automatische stand.
Rear-curtain sync
Een handige tip om er voor te zorgen dat je model niet gaat bewegen tijdens de belichting bij een lange sluitertijd is om gebruik te maken van de rear-curtain sync functie van je camera. De flits komt dan niet aan het begin van de belichting, maar net voordat de sluiter weer sluit. Hiermee verklein je de kans dat je model denkt dat de foto al is gemaakt en op zoek gaat naar een nieuwe pose. Het is ook belangrijk te laten weten aan je model dat de sluitertijd relatief lang zal zijn en dat ze dus even goed stil moeten blijven staan.
Het principe van voorgrond en achtergrond is trouwens ook prima te gebruiken bij beweging in het beeld. Bijvoorbeeld bij sportfoto’s kies ik vaak voor een langere sluitertijd om de achtergrond onscherp weer te laten geven. Als je het onderwerp goed volgt is die goed scherp, maar de achtergrond is mooi onscherp. Om te helpen bij het scherp krijgen van het onderwerp kun je de flits inzetten. Deze zorgt er voor dat er genoeg licht op het onderwerp valt om deze scherp vast te leggen.
Doe je dit echter met langere sluitertijden, dan zal er een soort ‘ghosting’ effect optreden, een deel van je onderwerp treedt buiten zichzelf. In foto’s met beweging ziet dit er raar uit, omdat de beweging in een bepaalde richting gaat en dit ghosting effect in de omgekeerde richting. Door ook hier gebruik te maken van de rear-curtain sync krijg je toch het omgevingslicht en de beweging mee, maar net voordat de sluiter sluit komt er nog een flits die het onderwerp stil zet.
Uitleg over het gebruik van flitsers wordt vaak in allerlei natuurkundige berekeningen verpakt waardoor het nodeloos ingewikkeld wordt gemaakt en veel mensen afhaken. Als je bovenstaande principes als richtlijn gebruikt in combinatie met de TTL functionaliteit van je camera-flits combinatie, dan vormen ze een goed startpunt voor betere en meer creatieve foto’s gebruikmakend van flits zonder de nadelen van flits.
Er is nog genoeg te vertellen over belichting met een flitser, wat doe je bijvoorbeeld als je buiten je flitser gaat gebruiken. Dit wordt in een toekomstig artikel behandeld. Een ander toekomstig artikel gaat over de mogelijkheden van de flits los van de camera. Voor nu, veel plezier met het spelen met je flits!
Knap en leerrijk werkstuk. Bedankt!
Hoi Kenneth,
Wat een heldere uitleg over het gebruik van de flitser. Ik moet het nog even doen met flitser op de camera zelf maar daarmee kan ik ook wel wat experimenteren. Zoals met het variëren van de sluitertijd. De camera zelf kiest altijd voor 1/60sec.
Je hebt het in het laatste gedeelte over “rear-curtain sync”. In het flitser menu van mijn Canon 450d zie ik alleen eerste en tweede gordijn staan.
Ik neem aan dat ik dan moet kiezen voor tweede gordijn?
Hoi Justin, je aanname is correct, rear-curtain sync is inderdaad het tweede gordijn op een camera ingesteld op de Nederlandse taal. Veel plezier met het experimenteren :)
Bedankt voor de heldere uitleg. Keep up the good work :)
Groetjes Ineke
Hallo Kenneth ik wil je even bedanken voor al die duidelijke handige artikelen ik ben hier erg blij mee!
Maak er vaak gebruik van, even nalezen van hoe was het ook alweer. En zo als nu worstelend met mijn camera en flitser.
Bedankt en ga zo door :)
Groetjes Annine
Hoi Kenneth, you made my day!! Hardstikke bedankt voor de super uitleg!
Een ding snap ik even niet helemaal. Namelijk de stelling dat bij gebruik van de flitser de sluitertijd geen invloed heeft op de belichting van het onderwerp op de voorgrond. Dat de achtergrond erdoor beïnvloed wordt, dat snap ik. Een kortere/langere sluitertijd levert minder/meer licht op ervan. Maar datzelfde geldt toch ook voor het onderwerp? Het flitslicht komt er nog bij, maar de hoeveel natuurlijk licht op het onderwerp neemt toch ook gewoon toe/af als je met de sluitertijd gaat spelen?
HoiHoi
Ik ben erg onder de indruk van je geschreven stukken.
Op school zijn we bezig geweest met Rear en 2e gordijn flitsen.
Misschien is het wat om daar nog een stuk over te schrijven.
Veel mensen blijven het moeilijk vinden terwijl het zo`n mooi resultaat kan geven.
gr Mnon
rear en slow sink.. 1e en 2e gordijn… haha…
“De flits komt dan niet aan het begin van de belichting, maar net voordat de sluiter weer sluit. Hiermee verklein je de kans dat je model denkt dat de foto al is gemaakt en op zoek gaat naar een nieuwe pose. Het is ook belangrijk te laten weten aan je model dat de sluitertijd relatief lang zal zijn en dat ze dus even goed stil moeten blijven staan.”
Dat is waar voor analoge TTL en digitale M, maar niet voor eTTL en iTTL zoals het artikel suggereert. e/i-TTL werkt met voorflitsen vlak voor de eigenlijke belichting die voor het onderwerp niet onderscheidbaar zijn van de eigenlijke flits en gaat het beschreven effect teniet. Tenzij je de beweging in de ‘juiste’ richitng wil hebben (en dat is in de meerderheid van de gevallen niet zo) flits ik op eerste gordijn, zodat de timing gemakkelijker is. Als je bijvoorbeeld een foto maakt met 2de gordijn en een sluitertijd van 1/2s dan wordt de foto pas een halve seconde na het indrukken van de knop gemaakt, voor mijn fotografie is dat niet werkbaar.
De mythe trage sluiter + flits = 2de gordijn lijkt toch nog altijd stand te houden.
Zeer inspirerend! Bedankt voor het delen, het helpt mij enorm verder.
Ik ben erg benieuwd naar het artikel over ” Wat doe je als je flitser buiten gaat gebruiken”.
Foutje gevonden.
“Van 1/15s naar 1/30s is 1 stop aanpassing, dit betekent dat je ISO van 100 naar 200 moet OF je diafragma van f/8 naar f/6.5 om dezelfde achtergrond belichting te bereiken…”
F/6.5 moet natuurlijk F/5.6 zijn. Voor de rest prima artikel. :-)
Beste Kenneth,
Ik heb een vraagje over het gebruik van de 430ex icm de Canon 450D. Meer specifiek: ik wil de 430ex graag als slave gebruiken, waarbij de interne flitser van de 450D als master fungeert. Op mijn 60D werkt dit prima, maar op mijn 450D kan ik kennelijk deze combinatie niet gebruiken.
Alvast bedankt voor je reactie.
Hoe pas ik een bevreemde techniek uit met de flitser?
Klare taal. Zo kan het dus ook.
Dank!
Een van de beste basis-uiteenzettingen die ik al heb gelezen! heel helder en instructief. Dank u!