- Starten met een spiegelreflexcamera
- Diafragma, hoe werkt het
- De beste sluitertijd kiezen voor een foto
- Lichtgevoeligheid (ISO), een vergeten camera instelling
- De belichtingsdriehoek
- De beste camera instellingen
- Hoe werkt autofocus op je camera
- Hoe werkt camera witbalans
Naast de sluitertijd en het diafragma is er nog één element (dat vaak vergeten wordt) op je digitale camera die de belichting beïnvloedt, de foto maakt. Dit is de ISO waarde (in het ‘filmtijdperk’ ook wel bekend als de ASA waarde van een filmrolletje). Als we dan ’s avonds foto’s wilden gaan maken kochten we een ASA400 rolletje. ASA heet dus ISO in de digitale fotografie en geeft aan hoe snel de sensor reageert op het licht dat door de lens op de sensor valt.
Een lage waarde (50 of 100) geeft aan dat het relatief lang duurt om een foto te maken, een hoge waarde (400, 800, 1600) geeft aan dat het relatief kort duurt om een foto te maken. Maar hoe lang het echt duurt hangt af van de hoeveelheid aanwezig licht en het diafragma. Net zoals bij het wijzigen van de sluitertijd of diafragma kun je ook met ISO waarde een ‘stop’ winnen of verliezen. Elke stap naar rechts (100, 200, 400, 800, 1600, 3200) levert 1 stop extra licht op. Elke stap naar links kost een stop licht.
Op ISO 400 krijg je drie stops winst, waardoor scherpe foto’s maken in een donkere kerk wat makkelijker wordt
Dit betekent dat we met ISO kunnen gaan compenseren. Als je er bijvoorbeeld voor hebt gekozen om een foto te maken met F/8 (omdat dit de juiste scherptediepte oplevert) en je sluitertijd blijkt 1/30s met een 100mm Macro lens te zijn, dan loop je sterk de kans dat je foto er bewogen uit komt (ezelsbruggetje is: sluitertijd moet minimaal 1/mm lens zijn, dus 1/100 in dit geval). Door de ISO waarde van 100 naar 200 op te schroeven komen we nu op 1/60s uit, schroeven we hem verder op naar 400, dan komen we een stop verder op de gewenste 1/100s sluitertijd uit. Natuurlijk kun je ook het diafragma iets wijder maken om aan de gewenste sluitertijd te komen, maar dan verliezen we scherptediepte in de foto.
Spelen met de ISO waardes is ook ideaal als de omstandigheden niet geschikt zijn voor het gebruik van een flitser (bijvoorbeeld bij een bruiloft in een kerk)
Ruis
ISO is dus een ideale manier om bij minder licht toch de gewenste foto te maken. Zoals met alles heeft echter elk voordeel ook een nadeel. De lichtgevoeligheid van de sensor neemt toe, maar je loopt ook meer risico op ‘ruis’ in de foto, digitale foutjes. Afhankelijk van de kwaliteit van de sensor in de camera zie je ruis toenemen vanaf ongeveer ISO 400. Sommige camera’s zijn wat gevoeliger hiervoor dan anderen en het is in vergelijkende tests dan vaak ook een belangrijk punt. De ruisgevoeligheid bepaalt mede hoe lang je in de schemering of binnen zonder statief door kunt blijven fotograferen en toch acceptabele resultaten kunt krijgen.
Een voorbeeld van wat ruis doet zie je hieronder. De digitale ruis zie je vooral duidelijk in de wat donkere delen van de foto en aan de randen. Er zitten lichte pixels tussen de donkere pixels, waardoor het kleurverloop daar wat minder mooi wordt. Toch vind ik het resultaat heel acceptabel als je bedenkt dat dit ISO 1250 is. Vooral op dit kleinere formaat is er eigenlijk geen probleem. En het past ook wel bij het oude kanon.
Onderstaande foto is genomen met een 85mm lens, diafragma f/2 op 1/100s in een donkere museumruimte.
Mede mogelijk gemaakt door ISO 1250 in te stellen op mijn Canon EOS 30D.
Voor een aantal mensen is ruis zelfs helemaal geen nadeel. Het geeft de foto een effect mee dat wel wat weg heeft van afdrukken op film en dat kan onder bepaalde omstandigheden dus ook heel goed werken. Onderstaande foto bijvoorbeeld heeft door de beperkte ruis op ISO 500 en de zwart-wit bewerking een echte ‘film look’.
Onderstaande foto is op ‘slechts’ ISO 640 geschoten, maar doordat dit al een erg donkere ruimte was en door de bewerking is er erg veel ruis naar voren gekomen. Toch heeft dit ook wel wat, het lijkt wel een beetje op een houtskooltekening. Dus ondanks dat het vaak wordt gezien als nadeel kan het ook een voordeel zijn in de creatieve bewerking en kun je het dus ook creatief gaan inzetten.
Genomen op f/4 met een sluitertijd van 1/25s op ISO 640. Volgende keer
kan het diafragma wel twee stops wijder zodat de ISO wat minder kan worden
Er zijn camera’s die een speciaal ruisreductie programma hebben. Dan neemt de camera twee foto’s en past een ingewikkeld algoritme toe om zo min mogelijk ruis op te foto te geven. Een goedkopere optie (en beter doseerbaar) is het gebruik van een beeldbewerkingsprogramma. We zijn niet voor niets digitaal bezig. Er zijn veel verschillende applicaties die kunnen helpen bij het verminderen van de digitale ruis. De meeste beeldbewerkingsprogramma’s hebben hier wel ergens een optie voor. De een wat effectiever dan de andere natuurlijk, vaak bepaald door de prijs van het pakket.
Conclusie
Meestal zul je gewoon op ISO 100 (sommige camera’s hebben standaard 80 of zelfs 50) schieten. Eigenlijk kom ik bijna nooit hoger dan ISO 400-500, ik grijp dan toch al snel naar een statief. De foto’s in dit artikel zijn eigenlijk een beetje een uitzondering, het museum en de kerk waar we waren stelden (begrijpelijkerwijs) geen prijs op een statief.
Laat je ook niet gek maken door de extremen die een camera kan bereiken (1600! 3200!), er zijn maar erg weinig toepassingen waar je zulke extreme waarden nodig hebt en vaak kun je dat dan beter oplossen met een flitser of statief. Waarom toeleggen op de kwaliteit als je hiermee veel betere resultaten kunt bereiken. Maar het blijft enorm handig om zomaar voor niets 2 – 4 stops extra uit een camera te persen met een kleine aanpassing van de instellingen. Vroeger moest je daar toch minimaal je filmrolletje voor wisselen.
Dank voor de duidelijke uitleg. Een hoge ISO waarde had ik echt wel nodig bij het fotograferen van het Noorderlicht. Met een sluitertijd van 20 seconden (uiteraard op statief) , ISO-waarde 800 en diafragma 5,6 had ik heel redelijke resultaten.