- Stof op je camera sensor
- Scherpere foto’s nemen
- Hoe de camera het beste vast te houden
Een foto met een creatieve compositie, de perfecte belichting en een correcte scherptediepte kan toch nog steeds een slechte foto zijn als de juiste delen niet scherp zijn. Het menselijk oog is er op getraind scherpte op te zoeken, iedereen – ook als men geen verstand heeft van fotografie – kan je zo vertellen of een foto onscherp is of niet. Scherpe foto’s produceren is niet een kwestie van de duurste lens kopen, maar vooral van juiste techniek.
Er zijn twee elementen die om de hoek komen kijken bij het bepalen of een foto scherp is: de resolutie en de contourscherpte. Bij een hoge resolutie en een hoge contourscherpte wordt een foto als kritiek scherp gezien. De enige manier om echt juist te bepalen of een foto scherp is is door deze op ware grootte (100%) te bekijken. Hoe groter de weergave van de foto (bijvoorbeeld op canvasdoek of een vergroting aan de muur), hoe groter de kans dat de onscherpte opvalt.
Resolutie
De resolutie is het vermogen van een camera(sensor)-lens combinatie om fijne details nog weer te kunnen geven. In besprekingen van camera’s en lenzen wordt dit ook gemeten (welke lijnen kun je nog zien als losse lijnen van een bepaalde afstand), het is een objectief vast te stellen feit en komt het dichtst bij het idee van scherpte dat de meeste mensen hebben.
De resolutie is eigenlijk nooit de echte beperkende factor (tenzij je gebruik maakt van hoge ISO waarden), alleen veel landschapsfotografen zijn op zoek naar deze kritieke scherpte. Overdreven gezegd, ‘kan ik de afzonderlijke takjes in de bomen 100m verderop nog zien’. Voor modefotografen kan een hoge resolutie juist omgekeerd werken, alle onvolkomenheden van een model worden zichtbaar. Over het algemeen is het oplossend vermogen van een lens vele malen groter dan die van de camerasensor, zeker als je professionele lenzen gaat gebruiken op een instapcamera.
Na het nemen van de foto kan de resolutie nooit worden aangepast, geen enkele Photoshop actie kan fijne details laten zien die oorspronkelijk niet zijn geregistreerd. Het vergroten van de foto, bijvoorbeeld om deze groot af te drukken, leidt er toe dat de resolutie afneemt, waardoor onscherpte sneller zichtbaar wordt.
Contourscherpte
Contourscherpte heeft te maken met contrast, en dan voornamelijk het contrast tussen nabijgelegen pixels. Lichte pixels die dicht in de buurt van donkere pixels liggen worden door het menselijk oog en brein als een rand gezien. Hoe sneller de overgang van licht naar donker (hoe groter het contrast), des te sterker de randen lijken en hoe scherper de foto lijkt. Een foto met een hoog contrast wordt vaak als scherper gezien, hoewel dat helemaal niet zo hoeft te zijn. Dit optische bedrog maakt dat foto’s die technisch gezien niet scherp zijn in eerste instantie toch als scherp worden gezien.
Relatief groot contrastverschil tussen donkere en lichte delen, waardoor zelfs op 100% de foto scherp lijkt
In de digitale wereld is het mogelijk om foto’s via software te verscherpen. Dit heeft echter alleen effect op de contourscherpte. Deze gereedschappen vergroten de impressie van scherpte van een foto door de contourscherpte, het contrast aan de randen, te verhogen. Deze gereedschappen verhogen niet de resolutie of de hoeveelheid fijne details die zichtbaar zijn.
Deze tools kunnen dus alleen detail dat al aanwezig was in de foto duidelijker maken. Digitaal verscherpen kan niet een onscherpe foto in een scherpe foto veranderen. Een onscherpe foto heeft een lage resolutie. Verscherping heeft geen effect op de resolutie, dit probleem kan dus niet worden opgelost. Dit betekent dat het van groot belang is om tijdens het nemen van de foto aandacht te besteden aan het verkrijgen van een zo scherp mogelijk resultaat, een combinatie van goede apparatuur en een juiste techniek.
Apparatuur
De kwaliteit van de lens bepaalt grotendeels de scherpte van de foto, meer dan de kwaliteit van de camerabody. Contrastrijke en heldere foto’s (hoge contourscherpte) worden door de kijker vaak als scherp ervaren, een goede lens excelleert in deze gebieden. Toch is het niet zo dat je door geld tegen het probleem aan te gooien het probleem oplost. De meeste lenzen die tegenwoordig worden geproduceerd geven meer dan acceptabele resultaten, het komt ook neer op een gezonde dosis techniek en verstand van de camera.
Techniek
Er zijn een aantal verschillende vormen van onscherpte. Bijvoorbeeld het verkeerd leggen van de focus, het eigenlijke onderwerp is niet scherp weergegeven, bewegingsonscherpte die komt doordat de camera trilt of het onderwerp in beweging is of een beperkte scherptediepte waardoor een bepaald deel van de foto niet scherp kan worden weergegeven.
Verkeerde focus
Het meest sprekende voorbeeld van verkeerde focus is als de focus op de neus van je model ligt en niet op de ogen. Een regel in de modelfotografie (mensen, dieren) is dat de ogen altijd in focus moeten zijn, mensen zijn ingesteld om daar als eerste naar te kijken omdat in ogen veel valt af te lezen over de stemming van een persoon of dier.
Veel fotografen vertrouwen op de autofocus mogelijkheden van de camera en over het algemeen gaat dat ook prima. Belangrijk is om een goed focuspunt te kiezen.
Door het wijd open diafragma is de scherptediepte zo beperkt, dat een kleine aanpassing van de focus al kan betekenen dat er op het verkeerde deel wordt gefocused
Het middelste focuspunt is het meest gevoelig. Over het algemeen worden composities gemaakt met de ‘regel van derden‘ in het achterhoofd. Het hoofdonderwerp staat op 1/3 of 2/3 van het beeld.
Dat betekent dus dat het middelste focuspunt niet op het hoofdonderwerp ligt. Je kunt er dan voor kiezen om het middelste focuspunt eerst op de ogen te richten en vervolgens, terwijl je de sluiterknop ingedrukt houdt, de uiteindelijke compositie te maken.
Er is echter ook een andere methode. Alle camera’s hebben meerdere focuspunten verspreid over het beeld. Door het focuspunt te kiezen (check de handleiding van je camera) dat het dichtst bij het deel dat absoluut scherp moet zijn ligt kun je direct vanuit de uiteindelijke compositie op het juiste deel scherpstellen. Nadeel is wel dat de focuspunten verder van het midden iets minder gevoelig zijn, waardoor bij minder licht het automatisch focussen daar lastiger mee gaat. Soms moet je dan wel terug naar het middelste focuspunt.
Werkt de autofocus niet goed of ben je op zoek naar absolute kritieke scherpte, dan kan het handmatig scherpstellen ook helpen. Vroeger deden we niet anders.
Bewegingsonscherpte
Een andere vorm van onscherpte komt door beweging van de camera en lens of door het bewegen van het onderwerp op het moment van afdrukken.
Net te veel beweging in het meisje op de rolschaatsen en de bovenkant van het gebouw
Een ezelsbruggetje, om tot op zekere hoogte een scherpe foto te kunnen garanderen, is dat 1 gedeeld door de focale lengte van de lens de minimum sluitertijd is. Dus, als je met een 300mm lens op 200mm fotografeert, dan moet je sluitertijd ruwweg 1/200s zijn om een beeld zonder onbedoelde bewegingsonscherpte te kunnen garanderen. De dichtstbijzijnde sluitertijd is dan 1/250s. Dit geldt zowel voor camera’s met een crop sensor (met een verlengingsfactor van de focale lengte van 1.5x, 1.6x of 2x) als voor camera’s met een full-frame sensor.
De sluitertijd van 1/30s is te lang voor de 50mm lens die is gebruikt, waardoor vooral in groter formaat goed zichtbaar is dat de foto wat bewegingsonscherpte heeft
Tot ongeveer 160s-1/30s kun je een lens nog handmatig vasthouden (ligt een beetje aan je techniek en hoe jong je bent), daarna is een stabiele ondergrond aan te raden. Met een 12mm lens heb je dus niet gegarandeerd scherpe beelden met een sluitertijd van 1/15s. Het kan wel, ik heb een paar foto’s onder donkere omstandigheden die scherp zijn, maar het is geen gegeven.
Zoals je ziet, vooral met zoomlenzen met weinig licht wordt het een lastig verhaal foto’s te nemen met de camera in de hand. Gelukkig hebben camerafabrikanten hiervoor de beeldstabilisatie techniek ontwikkeld. Hulpmiddelen als Image Stabilisation (IS, Canon) of Vibration Reduction (VR, Nikon) kunnen helpen om toch iets af te wijken van dit ezelsbruggetje.
De auto rijdt zo snel dat de sluitertijd van 1/200s hem toch niet helemaal scherp heeft vastgelegd. Daarnaast ligt de focus op de berg verderop.
Soms is hier wel 2 a 3 stops winst te behalen, wat bij 1/250s zou betekenen dat je op 1/250s > 1/125s > 1/60s ook nog scherpte resultaten zou kunnen behalen. Je betaalt er echter wel een prijs voor, de lens is duurder en zwaarder.
Sommige camera’s (alle Sony Alpha camera’s en verschillende Olympus en Pentax camera’s) hebben beeldstabilisatie standaard ingebouwd zitten om zich te onderscheiden van marktleiders Canon en Nikon. Dit betekent dat de genoemde nadelen voor deze camera’s en lenzen niet gelden en dit maakt deze merken voor veel mensen erg interessant.
Scherptediepte
Heb je je camera helemaal vastgeankerd staan, ligt het focuspunt op de correcte plek en neem je alle ezelsbruggetjes qua sluitertijd in acht, dan kan het nog dat de foto (subtiel) onscherp is, vooral in de voorgrond en/of achtergrond van de foto. Dit heeft te maken met de scherptediepte, het deel van de foto dat scherp wordt weergegeven.
Het punt waarop je focust is het scherpst, een deel voor dit punt (minimale focusafstand) en een deel achter dit punt (maximale focusafstand) is ook scherp. Afhankelijk van de focale lengte van de lens (gekozen mm) en de diafragma instelling is dit ‘scherptegebied’ groter of kleiner en gaat het verloop naar onscherpte sneller of verloopt dit geleidelijker.
Diafragma
Het hoofdmiddel om de scherptediepte te vergroten of verkleinen (afhankelijk van het gewenste effect) is het aanpassen van het diafragma.
Bij een kleiner diafragma (uitgedrukt in een hoge ‘f’ waarde) valt er weinig licht op sensor en neemt de scherptediepte toe. Dit betekent bijvoorbeeld dat je in een landschap ook de achterste rij bomen scherp hebt. Doordat er door de kleinere opening minder licht op de film of lens valt neemt echter ook de sluitertijd toe. De lens moet het licht langer op de sensor laten vallen om de foto genoeg te belichten, er moet licht van verder weg in het beeld de lens bereiken. Hiermee neemt ook de kans toe dat je bewegingsonscherpte krijgt als je de camera beweegt.
Een heel klein diafragma is bijvoorbeeld f/18 en f/22, maar we spreken al over klein bij rond de f/10. Denk trouwens niet dat het kleinste diafragma (bijvoorbeeld f/32) standaard de beste keuze is. Elke lens heeft een ‘sweet spot’, een instellingsgebied waarop deze optimaal werkt. Bij een kleiner diafragma zal de beeldkwaliteit juist weer gaan afnemen. Vaak is f/16 of f/22 een veilige keuze.
Bij een groter diafragma (uitgedrukt in een kleine ‘f’ waarde) valt er juist veel licht op de lens en krijg je veel sneller onscherpte in de achtergrond van je foto. Hierdoor springt het onderwerp als het ware naar voren naar de kijker en geef je daarmee dus extra aandacht aan het onderwerp. Hoe meer je inzoomt, hoe groter het effect zal worden.
Door een diafragma van f2.2 op een 135mm lens is alleen de voorste tulp echt scherp in beeld, de rest van de tulpen vallen langzaam weg in de onscherpe achtergrond
Hoe groot het effect wordt is mede afhankelijk van de lens die je gebruikt, wat is de maximale diafragma opening van de lens, hoe lichtsterk is de lens. Over het algemeen geldt hoe lichtsterker (hoe lager de f waarde, hoe groter de diafragma opening) hoe duurder. Veel fabrikanten leveren een f/4 en een f/2.8 variant van een lens, de f/2.8 is altijd duurder.
Het wordt met een grote diafragma opening extra belangrijk om op de goede plek scherp te stellen, het deel dat onscherp is wordt namelijk bepaald door het punt waarop je focust. Door de beperkte scherptediepte is er soms (vooral bij macrofotografie) sprake van slechts enkele millimeters die scherp in beeld zijn, zit je dicht op je onderwerp dan kan een verschuiving van enkele millimeters al genoeg zijn om een heel ander deel van het onderwerp scherp in beeld te brengen. Goed focussen is dan dus erg belangrijk. Een vol open diafragma is bijvoorbeeld f/1.4 of f/2.8.
Landschapsfotografie
Bij landschapsfotografie is het bijna per definitie noodzakelijk om de gehele scène zo scherp mogelijk weer te geven. Van de dichtstbijzijnde steen tot de vuurtoren in de rechterbovenhoek (hoewel dan juist een selectieve scherpte vanuit creatief oogpunt erg interessant kan zijn).
De combinatie diafragma, brandpuntafstand en afstand van het onderwerp tot de camera leveren een specifieke focusdiepte op. De focusdiepte bestaat uit een aantal onderdelen. Allereerst de minimale focusafstand (focus dichtbij), het begin van de scherptediepte. Vervolgens is er de afstand van scherpte tot het onderwerp (1/3 van de totale scherptediepte) en de afstand van het onderwerp tot een onscherpe achtergrond (2/3 van de totale scherptediepte). Deze afstanden bij elkaar opgeteld vormen de verre focus, het einde van de scherptediepte.
Dit kunnen we gebruiken om het focuspunt te bepalen. Aangezien een kleiner deel van de voorgrond scherp is dan van de achtergrond, moet de focus in ieder geval richting de voorgrond liggen. Hier komt de ‘regel’ vandaan dat het het beste is om de focus op het onderste deel van het frame te leggen, op ongeveer 2/3 hoogte van de bovenkant. Dit is soms waar de horizon ligt (als je gebruik maakt van de regel van derden), maar kan ook de locatie van een rots of een boom zijn. Op deze manier garandeer je de maximale scherptediepte in een foto.
Vaak is het een gevoelskwestie, maar als je er absoluut zeker van wilt zijn kun je ook een berekening maken. Op de DOFMaster site kun je bekijken wat het effect van de brandpuntafstand van de lens en de afstand tot het onderwerp is op de focusafstand voor dichtbij en veraf.
Ook kun je met de scherptedieptecontrolknop op de camera zien wat het effect van de diafragmakeuze gaat worden voordat je de foto neemt. Als je door de lens kijkt is het diafragma namelijk volledig openen, om het scherpstellen en componeren van de scène makkelijker te maken. Het effect van een klein of juist groot diafragma is dan niet te zien totdat de foto is genomen. Met de scherptedieptecontrolknop kun je dit effect wel zien. Let op, bij een klein diafragma is het beeld vrij donker als je de knop indrukt, laat je ogen even wennen aan het mindere licht.
Vasthouden
Hoe je je camera vast houdt is van wezenlijk belang voor hoe je foto’s er uit komen. En dan vooral de scherpte van de foto’s. Het is geen absolute wetenschap, maar je bewust zijn van je houding kan soms al het verschil betekenen tussen een mislukte of geslaagde foto.
Wat de beste manier van het vasthouden van je camera is hangt een beetje af van de camera die je hebt, het type lens dat er op zit en ook je lichaamsbouw (grote of kleine handen om te beginnen). In ieder geval moet je hem met twee handen beetpakken. Twee handen zijn veel stabieler dan één hand. De lens ondersteun je met één hand, de camera houd je vast met de andere hand.
Daarnaast moet je proberen je camera dicht bij je gezicht te brengen en te houden. Je lichaam is namelijk best wel stabiel (tenzij…) en hoe dichter je de camera bij je lichaam houdt, des te minder kans op bewogen foto’s doordat je armen bewogen. Hoe compacter je jezelf kunt maken, des te beter. Je lichaam wordt je statief.
Eerder schreef ik al een uitgebreid artikel over het vasthouden van je camera.
Statief
Zoals gezegd, met name voor landschapsfotografen is scherpte van voor tot achter in de foto erg belangrijk, vandaar vaak de keuze voor een vrij dicht diafragma. Dit betekent dat sluitertijden een stuk langer zullen worden, waardoor je mogelijk bewegingsonscherpte introduceert als de sluitertijden te lang worden. Je zou nog kunnen proberen je camera op een verhoging te plaatsen of hem tegen een muur of boom te drukken, maar uiteindelijk is de keus voor een statief onontbeerlijk.
Een bekende fotografen theorie is dat elke fotograaf drie statieven koopt voordat het uiteindelijke statief wordt bereikt. Een lichtgewicht goedkoop en licht statief, een serieuzer maar zwaarder statief en het uiteindelijke goede statief voordat ze hun uiteindelijke (hoop ik) eindpunt bereiken. In dit artikel vind je veel meer achtergronden over de keuze voor een statief.
Als de camera op een statief staat en je drukt met je vinger de sluiterknop in, dan loop je nog steeds kan op bewogen foto’s. Je kunt gebruikmaken van de aftelfunctie van de camera (vaak 10s), zodat de camera na het indrukken van de sluiterknop tot rust kan komen voordat de foto wordt genomen, maar makkelijker is een afstandsbediening waarbij je een kabeltje op je camera aansluit en zo van iets verder weg de sluiterknop kunt indrukken op het moment dat het jou het beste uitkomt (er zijn ook al draadloze afstandsbedieningen).
Vergeet trouwens niet de beeldstabilisatie functie van je lens uit te schakelen als je de camera op een statief plaatst. Beeldstabilisatie kan in de war raken van het feit dat er helemaal geen beweging is en daarmee ongewenst beweging introduceren.
Software
Het is mogelijk om in fotobewerkingsprogramma’s de contourscherpte aan te passen, waardoor het beeld nog net wat scherper lijkt. Dit kan echter ook doorslaan in teveel scherpte, waardoor het beeld juist weer lelijker wordt. Voor een scherm en voor een afdruk is er verschillende mate van verscherping vereist.
Adobe heeft zich dit ook gerealiseerd en biedt in Lightroom verschillende ‘output sharpening’ opties om afhankelijk van het exportformaat een bepaalde verscherping toe te passen. Eerder schreef ik al een artikel over de verscherpingsfunctie in Lightroom 1.1.
Gewenste onscherpte
Naast onscherpte die je niet wilt, is er ook onscherpte die je juist wel wilt. Bijvoorbeeld om extra aandacht te vestigen op een specifiek element in de foto, dan wil je zo min mogelijk details kunnen zien in de achtergrond. Deze onscherpte is vaak zo belangrijk voor de foto, dat fotografen er een term voor hebben bedacht die de kwaliteit van de onscherpte uitdrukt, bokeh. “Wow, wat een mooie bokeh”.
Mooi bokeh, de stralen van de ondergaande zon verlichten de waterdruppels in de achtergrond, doordat ze onscherp zijn vormen ze mooie lichte rondjes
Met onscherpte kun je accenten leggen en creatieve keuzes maken. Vaak één van de meest geliefde creatieve gereedschappen van een fotograaf. De onscherpte bepaalt ook vaak hoe scherp het onderwerp wordt ervaren. Hier komt dat begrip contourscherpte weer om de hoek kijken, het contrast tussen het scherpe en onscherpe deel loopt soms zo snel af dat het lijkt of de foto nog scherper is.
Een andere gewenste vorm van onscherpte is als je wilt laten zien dat het onderwerp in beweging is. Door mee te bewegen met de beweging van de auto, het paard, etc. wordt de achtergrond een onscherpe streep die laat zien dat het onderwerp zich heeft verplaatst sinds het begin van de opname. Kies dan wel voor een relatief lange sluitertijd (bij snel rijdende auto’s bijvoorbeeld 1/125s of 1/100s) zodat de wielen wel draaien zodat het effect van beweging nog verder wordt versterkt.
Een lange opname van beweging in water geeft een misteffect aan de foto, de afzonderlijke golfjes zijn niet scherp weergegeven waardoor de foto er rustiger uit ziet. Een ander creatief effect is ’s avonds je lens richten op lichtbronnen zoals de koplampen van auto’s en dan handmatige de focus van de lens zo te veranderen dat je het beeld onscherp maakt. De lichtjes van de auto’s worden dan ronde lichte vlekjes.
Je onderwerp scherp in beeld brengen is van groot belang voor het maken van een succesvolle foto, maar soms kan het maken van een dynamische foto juist vereisen dat er onscherpte in de foto zit. Ook kun je accenten leggen door doelbewust een bepaald deel van de foto onscherp in beeld te brengen. Let op onbedoelde onscherpte en pas onscherpte doelbewust toe waar het je foto sterker maakt. Succes met experimenteren!
Hoi, Allereerst wil ik je bedanken voor de waardevolle verhandelingen die op deze site gepubliceerd worden. Ook hierboven is weer duidelijk uitgelegd hoe belangrijk maar ook ingewikkelt scherpte diepte weer is. Naar mijn idee speelt gebruikte sensor ook een belangrijke rol.( APS-C of full-frame)Bij een APS-c sensor heb je ook nog te maken met een crop-factor. Die de Dept of Field verder van de fotograaf verplaatst. Dit om het voor de beginnende fotograaf nog ingewikkelder te maken. De site van de Dofmaster.com is erg leerzaam hierin.
Ronald
Scherpte is relatief. Zelfs soms onbelangrijk. Ik ben een scherpte freak. Het liefst werk ik met groot formaat.
Heel duidelijk geschreven stuk.
Momenteel worstel ik met de keuze voor een objectief.
Enerzijds neig ik toch naar een duur objectief (bijv. Canon 17-55)
anderzijds vind ik het een erg leuke hobby om foto’s achter te bewerken. Ik begrijp je stelling van ‘scherpte die er niet is, kun je ook niet creeëren’.
Mijn vraag is: zit er verschil in zichtbare scherpte tussen afdrukken en beeldscherm ? M.a.w. op mijn beeldscherm vind ik kunstmatig verscherpte foto’s zo mooi, dat ik het wel eens ‘onzin’ vind om een heel duur objectief te kopen. Dan volstaat een Tamron of Sigma wellicht. Anderzijds ben ik toch bang dat ik spijt ga krijgen en het misschien maar beter in één keer goed kan doen en een duurder objectief kopen.
Ik weet het; goede raad is duur :-) maar toch.
Met vriendelijke groet,
Marco
Wie kan mij raad geven ik ben een beginnend fotograaf (amateur).
Wie kan mij raag geven voor wat lenzen zelf ben ik in bezit van een 55/250 & 17/85.
Dat mier steeds van lenzen verwisselen is zeer vervelend.
Zou graan een lens willen met de de zelfde mogelijkheden die ik nu heb maar dan in een lens.
Groetjes en bedankt
De meest scherpe foto’s krijg je met lenzen met een vast brandpunt. Wil je toch minder wisselen, kies dan voor de kwaliteitslenzen. Bijvoorbeeld de L-lenzen van Canon (70-200). Bij prime-lenzen heb je voor minder kosten meer kwaliteit. Bepaal wel waar je de lens het meest voor gebruikt om het juiste brandpunt te bepalen.
IK WIL GRAAG EEN FOTO VAN MEZELF NEMEN MAAR IK WEET NIET HOE JE DA DOE